Vaststellen wat je gelooft en weten wat je niet weet, werkt versterkend en geeft richting. De vraag of het geestelijke een realiteit is of een illusie, is interessant en relevant. Wat het antwoord op die vraag voor iemand betekent, is dat niet minder.
Dit voorop gesteld, kan het Nieuwe Testament een onuitputtelijke inspiratiebron vormen voor wie persoonlijke ontwikkeling zoekt. Het bevat teksten die ook nog heden ten dage kunnen verdiepen wat je al weet, die troost en steun kunnen bieden en die moreel de weg kunnen wijzen.
Hieronder volgen enkele voorbeelden.
De loyaliteit waarmee een kind aan zijn vader en moeder hangt, dient tijdens het opgroeien plaats te maken voor een volwassen, vrije vorm van loyaliteit. Dit proces kan stagneren. Men is dan weliswaar lichamelijk volwassen geworden, maar emotioneel aan zijn vader of moeder blijven hangen. Wat vervolgens een probleem kan vormen in de partnerrelatie, als men de gekozen levenspartner niet op de eerste plaats weet te zetten. Voor een man kan het zijn moeder zijn, voor een vrouw haar vader die emotioneel te veel op de voorgrond blijft staan. Loyaliteitsconflicten, waarbij partner en ouder met elkaar om voorrang strijden, kunnen dan optreden. Richtinggevend kan in dit verband het volgende woord zijn uit Mattheus 19,5:
Daarom zal de mens vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw binden, en de tweeheid zal eens weer tot eenheid van lichaam worden.
Soms is het van belang om consequent te blijven en desnoods een confrontatie niet uit de weg te gaan. Het kan nodig zijn om te zeggen waar het op staat. Zulke confrontaties zijn eigenlijk nooit prettig. Bovendien is de uitkomst niet altijd voorspelbaar. Weliswaar kunnen confrontatie leiden tot een oplossing en toenadering, maar ook is verwijdering in het contact of zelfs verstoting een mogelijke uitkomst. Daar staat dan tegenover dat het nog onprettiger kan zijn om, ontrouw aan jezelf en anderen, de kop in het zand te blijven steken. Sowieso leidt gerichtheid op het maken van keuzes voor wat belangrijk is vroeger of later tot confrontaties. In de eerste plaats met jezelf, maar daarnaast ook met degenen die niet willen instemmen met wat voor jou belangrijk is. Het afstevenen op een confrontatie met een ander zal doorgaans gepaard gaan met onprettige gevoelens. Emoties van bijvoorbeeld angst en woede zijn niet altijd geheel te voorkomen. Er valt dan weinig meer te doen dan te proberen zo rustig mogelijk te blijven, steun te zoeken en gericht te blijven wat je van waarde acht.
Ook in het Nieuwe Testament wordt verhaald van een keuze die tot een confrontatie leidt en die met hevige spanningen gepaard gaat: Jezus gaat naar Jeruzalem, al voorziet hij dat dit tot problemen gaat leiden. Een vijandige meute, geleid door hogepriesters en oudsten, zoekt hem inderdaad op om hem gevangen te nemen vanwege zijn uitlatingen. Het vooruitzicht van wat komen gaat, gaat Jezus niet bepaald in de koude kleren zitten. Toegezegde steun van zijn discipelen blijkt ook nog eens uit te blijven. Hij wijkt echter uiteindelijk niet.
Mattheus (26:30-56)
Zij […] gingen naar de Olijfberg. Toen zeide Jezus tot hen: In deze nacht zult gij allen ten val komen en mij ontrouw worden. […] Toen kwam Jezus met hen aan de plaats die de naam Gethsemane draagt. En hij zeide tot zijn leerlingen: Blijft hier zitten, terwijl ik heenga om daar te bidden. […] En hij werd zeer bedroefd en zijn krachten begaven hem. Toen sprak hij tot hen: Droefenis omduistert mijn ziel tot stervens toe; blijft hier en helpt mij waken. Hij ging enige schreden verder en wierp zich op zijn aangezicht en bad: Mijn vader als het mogelijk is, laat deze kelk aan mij voorbijgaan; doch niet gelijk ik wil, maar gelijk gij wilt.
En hij kwam bij zijn leerlingen en vond hen in slaap en sprak tot Petrus: Hebt gij dan niet de kracht om één uur met mij te waken? Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. […]
Toen kwam hij bij zijn leerlingen en zeide tot hen: Gij slaapt verder en rust! Zie, het uur is nabij, waarin de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van zondige mensen. Staat op, laat ons gaan! Zie mijn verrader is nabij.
Markus (14:26-72)
En zij kwamen aan een hof die de naam Gethsemane draagt. En hij zeide tot zijn leerlingen: Blijft hier zitten, terwijl ik bid. Grote ontsteltenis en onrust kwam over hem. […] Hij zeide tot hen: Diep bedroefd is mijn ziel tot stervens toe; […] Hij ging enige schreden verder en viel ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan hem zou voorbijgaan. Hij zeide: Abba, Vader, bij u is alles mogelijk; neem deze kelk van mij; […] En hij kwam tot zijn leerlingen en vond hen in slaap en zeide tot Petrus: […] Het is zover, het uur is gekomen, zie de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondige mensen. Staat op, laat ons gaan. Zie, mijn verrader is nabij.
Lukas (22:39-62)
En hij ging buiten de stad naar de Olijfberg, zoals het zijn gewoonte was. Zijn leerlingen volgden hem […] Hij verwijderde zich ongeveer een steenworp van hen. En hij knielde neer en bad: Vader, als het met uw besluit overeenkomt, neem deze kelk van mij; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede. Daar verscheen een engel uit de hemel, die hem sterkte. En toen de doodsstrijd begon, verhoogde hij de kracht van zijn gebed. En zijn zweet werd als bloeddruppels die op de aarde vielen.
In het Evangelie van Johannes (16:29 en verder) komt in tegenstelling tot de andere drie evangelieën vooral naar voren dat Jezus de situatie overziet en welbewust blijft optreden:
Zijn leerlingen zeiden: […] Nu weten wij, dat gij alle dingen doorziet en dat de vragen, die men u stelt, onnodig zijn. Daarom vertrouwen wij, dat gij van god zijt uitgegaan. Jezus antwoordde hun: Nu vertrouwt gij? Zie, het uur komt en is al gekomen, dat gij uiteen gedreven wordt – ieder wordt op zichzelf teruggeworpen – en mij laat gij alleen. […]
Toen Jezus zo gesproken had, ging hij met zijn leerlingen naar buiten, naar de overzijde van de snelstromende beek Kedron; daar was een tuin, die hij met zijn leerlingen binnenging. Ook Judas, zijn verrader, kende deze plaats, omdat Jezus daar dikwijls met zijn leerlingen bijeenkwam. Judas nu kwam daar me de wacht en dienaren van de overpriesters en Farizeeën, voorzien van lantarens, fakkels en wapenen. Jezus was zich bewust van alles wat hem overkomen zou. Daarom trad hij naar voren en sprak tot hen: Wie zoekt gij? Zij antwoordden hem: Jezus de Nazoreeër. Hij sprak tot hen: Ik Ben het.
Wanneer iemand zich naar je oordeel misdraagt, kan je je ertoe geneigd voelen je af te sluiten en/of wraak te nemen. Het kost dan moeite om in contact te blijven, onbevangen en begripvol. Toch is dit van belang. Dat houdt niet in dat je net hoeft te doen alsof er niets aan de hand is en je alles maar moet laten gebeuren. Het is essentieel voor contact om de balans te houden in geven en nemen. Maar deze kan verstoord raken. Bijvoorbeeld wanneer iemand wel bereid is te incasseren, maar niet durft uit te delen. Net zomin werkt het om te geven, maar niet te willen ontvangen. Zoals complimenten die je uitdeelt, maar niet goed kan toelaten. Wie een verstoorde balans wil herstellen, zal moeten gaan geven wat hij nam maar de ander onthield; of daarentegen gaan aannemen wat hij hij uitdeelde. Het kan er om gaan om een koekje van eigen deeg te accepteren, òf uit te delen. Of om een compliment te kunnen geven, of juist aan te nemen. Je kan het herstel van je contact met een ander direct afmeten aan het herstel van je stemming in die interactie. Een verstoring in de balans van geven en nemen in het contact verstoort je stemming; herstel van de balans verbetert je stemming onmiddellijk. Als je stemming niet direct verbetert met je veranderde manier van doen, heb je de balans in geven en nemen nog niet gevonden. Zoiets kan ik me voorstellen in aansluiting op de volgende passage.
Mattheus (5:17- en verder): Meent niet dat ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Amen, ik zeg u: tot dat hemel en aarde vergaan, zal geen letter of komma van de wet vergaan; eerst moet alles geschieden.
Gij hebt het woord gehoord: ‘Oog om oog, tand om tand’. Ik echter zeg u: verzet u niet tegen het boze! Slaat iemand u op uw rechterwang, keer hem ook de andere toe. Wil iemand met u rechten en uw lijfrok nemen, laat hem ook de mantel. Wil iemand u dwingen één mij te gaan, ga met hem twee. Geef hem die u vraagt en keer u niet af van hem die van u lenen wil.
Grenzen zijn er om te verdedigen. Soms lukt dat niet direct en worden ze overschreden. Het is dan de vraag of je het er beter bij kan laten zitten, bijvoorbeeld wanneer het door het verstrijken van de tijd toch niet meer direct consequenties heeft als je dat doet. Het kan echter ook zo zijn dat dient te worden heroverd wat verloren is geraakt. Bijvoorbeeld door terug te komen op een toezegging die je deed, of op een stilzwijgend instemmen. Het verdedigen van je grenzen kan gepaard gaan met gevoelens van boosheid. Daaraan uiting te geven is niet een doel op zich, maar boosheid is ook weer niet iets om je voor te schamen. Sterker nog, ze dient in de juiste mate te worden toegelaten, om de kracht te ervaren die nodig is voor het stellen van grenzen. Jezus zelf had daar geen moeite mee, blijkens de volgende passages.
Mattheüs (21:12-13) En Jezus kwam in de tempel en dreef allen die in de tempel verkochten en kochten er uit, hij wierp de tafels der wisselaars en de banken der duivenverkopers omver, en hij zeide tot hen: Er staat geschreven: ‘Mijn huis zal huis van aanbidding heten, maar gij maakt het tot een rovershol’.
Johannes (2: 13-17) Het Pascha der joden was nabij en Jezus ging naar Jeruzalem. Hij vond daar in de tempel de verkopers van ossen, schapen en duiven en zag de wisselaars zitten. Toen maakte hij van koorden een gesel en dreef hen allen uit de tempel met de schapen en runderen, stortte het geld van de wisselaars uit en wierp hu tafels omver en zei tot de duivenhandelaars: Brengt dat weg van hier, maakt het huis van mijn Vader niet tot een huis van koop en verkoop!