Ga naar de inhoud

Vals alarm

 

Menno Oosterhoff is een Nederlandse psychiater.

De ondertitel van Vals alarm luidt “leven met een dwangstoornis”. Deze ondertitel heeft betrekking op de auteur zelf. Hij is niet alleen psychiater, maar ook patiënt met obsessief compulsieve stoornis. Oosterhoff brengt in zijn werk als psychiater zijn dwangstoornis niet of nauwelijks ter sprake. Het leidt te veel af en patienten kunnen zich er door verplicht gaan voelen verantwoordelijkheid voor hem te nemen, zo geeft hij terecht aan. Wel schrijft Oosterhoff uitvoerig over de obsessieve onrust die hem kwelt, op aangrijpende wijze. “Bij mij is het heel vaak geen angstig gevoel wat me bezielt, maar een gevoel van ondraaglijk verlies, van een gat in mijn wereld. Ik wil maar één ding: eerst dat gat dichten. Ik heb op alle mogelijke manieren geprobeerd dit gevoel af te zonderen van de rest van mijn innerlijk. Om naast dit gevoel iets overeind te houden, maar de onrust zit tot in mijn merg. Ik verlies de grond onder mijn voeten, mijn houvast. Alsof alles wegstroomt en uiteeinvalt en er niks overblijft. Een gevoel van onvolledigheid, dat alles overheerst.”

De titel Vals alarm heeft betrekking op de toestand van gealarmeerdheid die obsessies kunnen veroorzaken. Obsessies zijn opdringerige en ongewenste gedachten die hevig kunnen aandrijven tot actie. Bijvoorbeeld kan de overmatige angst dat voorwerpen vies en besmettelijk zijn, iemand onophoudelijk aanzetten tot het reinigen van deze voorwerpen en van zichzelf. Zoals het geval is bij de bekende smetvrees. Obsessies kunnen naast angst ook vooral een onrust veroorzaken die nauwelijks te negeren is. Iemand kan bijvoorbeeld helemaal van slag raken als hij een bepaald voorwerp kwijt is. Ter illustratie hiervan staat op de kaft van het boek een tuinschep afgebeeld. De auteur raakte hem af en toe kwijt bij het tuinieren. Het kwijt zijn van het schepje voelde dan zodanig niet goed, dat hij pas weer kon ontspannen als hij hem had teruggevonden. Ook al besefte hij dat dat niet passend was. 

Er zijn inmiddels allerlei soorten obsessies bekend. Zoals de vraag of je niet ontkent dat je homofiel bent. Wie lijdt aan deze obsessie kan eindeloos tobben en onderzoeken of hij niet homofiel is. Zonder tot een conclusie te kunnen komen.

Obessies alarmeren dus, maar zijn in werkelijkheid vals alarm. Er is juist niets aan de hand. Oosterhoff maakt in zijn boek invoelbaar hoe moeilijk het kan zijn dat voor ogen te houden. Hij vergelijkt dwang in dit opzicht met jeuk bij exceem: Je weet dat je beter niet kan krabben, maar het is heel moeilijk om het te laten.

Een zeer naar type obsessie is de zogenaamde intrusie. Intrusies zijn extreem onprettige gedachten die je indringend te binnen kunnen schieten. De inhoud voelt wezensvreemd en is dat ook. Iemand denkt bijvoorbeeld tijdens een kraamvisite plotseling: “Ik smijt deze baby uit het raam!” Dat kan erg aan jezelf doen twijfelen en beangstigend zijn. Of: “Als ik nu niet tot 10 tel, sterft mijn moeder direct!”. Zo’n intrusie kan ontzettend kwellen, ook al beseft degene die ze ervaart dat de inhoud ervan niet waar kan zijn. 

Lange tijd werd bovendien binnen de psychiatrie geloofd dat de inhoud van intrusies een persoonlijke betekenis hadden. In de therapie diende te worden uitgezocht wat de intrusie zei over de patiënt. Dat maakte het allemaal nog erger. Gelukkig is die tijd voorbij. Daarentegen is het van belang om van een afstandje te leren kijken naar – en je te verhouden tot je obsessies. Daatoe kan het van belang zijn er met een betrouwbare ander over te kunnen praten. Dat helpt om uit de grip van de intrusies te komen. Zoals je uit de greep moet zien te komen van de jeuk die exceem kan veroorzaken, zodat het beter lukt om niet te krabben. 

Acties die mensen ondernemen om de angst of de onrust weg te nemen die een obsessie veroorzaakt, worden compulsies genoemd. Compulsies nemen op de korte termijn de angst of de onrust weg. Ze leiden echter op de lange termijn tot verergering van obsessies. Ze zijn begrijpelijke, maar zinloze pogingen de obsessie op te lossen.

Het is een moelijke maar belangrijke stap in de goede richting om te beseffen dat een obsessie niet werkelijk kan worden opgelost. Net zoals een alcoholist zijn hunkering tijdelijk kan wegmaken door alcohol te drinken, maar tegelijkertijd daarmee zijn probleem verergert. Wie ’s nachts eraan twijfelt of de lampen zijn uitgedaan, wordt uiteindelijk steeds onzekerder als hij eindeloos blijft controleren. Het verschil met een verslaving echter, is dat een verslaving min of meer kan uitdoven, maar dwangmatigheid meestal niet. Obsessies komen steeds weer terug.

Wie dit alles beseft, ziet zich in feite steeds opnieuw geplaatst voor hetzelfde dilemma: Geef ik toe aan de compulsie of maak ik een andere keuze? Het vraagt wat om tot jezelf te komen bij de gewaarwording van een dilemma; om je er toe te verhouden dat er geen makkelijke uitweg is; om te kiezen voor wat je werkelijk wil, of althans te beseffen wat het beste is; om dit alles te delen met anderen. De ellende die OCD is, kan zo ook een aanzet geven tot persoonlijke groei.

Naast alles wat in een gesprek tussen patiënt en therapeut kan worden bewerkstelligd, komt in het boek ook uitgebreid aan de orde welke andere methoden beschikbaar zijn. Zoals de verschillende beschikbare medicijnen. Verder worden nog veel andere relevante onderwerpen behandeld. Al met al is Vals alarm een boek over OCD dat zeer de moeite waard is om te bestuderen.